De verplichte rekentoets is al langere tijd onderwerp van felle discussie. In de politiek maar ook in het onderwijsveld zelf. Veel tegenstanders zijn bang dat de toets te hoog gegrepen is voor leerlingen die jarenlang ondermaats rekenonderwijs hebben gehad. Door het verplichte karakter van de toets lopen leerlingen hun diploma mis als ze zakken voor het rekenexamen ook al scoren ze op alle andere vakken goed.

De invoering van de rekentoets is het antwoord van het ministerie van Onderwijs op de veelgehoorde klacht van onderwijsinstellingen en bedrijfsleven dat het rekenniveau van jongeren te laag is. Het mbo en voortgezet onderwijs kreeg jaren geleden 500 miljoen euro om het rekenonderwijs op peil te brengen. Toen ontstond ook het plan voor de rekentoets. Met uitzondering van de SGP stemde de hele Kamer met het voorstel in.

Volgens staatssecretaris Dekker is het gros van de scholen aan de slag gegaan met het onderwijs in rekenen. Maar er zijn ook scholen die dat niet hebben gedaan. Dekker zoekt de tegenstand tegen de verplichte toets dan ook vooral in die hoek. Zij krijgen het nu benauwd, denkt Dekker.

De verplichte toets zal ook de scholen die nog geen werk hebben gemaakt van het rekenonderwijs aansporen tot verbetering, denken de voorstanders van de toets, de VVD, PvdA en PVV. Vanaf volgend jaar moeten alle leerlingen op de middelbare school en in het mbo het rekenexamen afleggen om hun diploma te kunnen halen. Leerlingen mogen drie keer herkansen en vooralsnog is een 4,5 is voldoende om te slagen voor de toets. In de jaren daarna zullen de eisen voor de toets verhoogd worden.