Ontwikkelaars van praktijkopdrachten richten zich vooral op de instructie voor de kandidaat, merk ik terwijl ik hen begeleid. Zij werken dus eerst de opdracht voor de kandidaat in detail uit. Pas daarna formuleren ze de bijbehorende beoordelingscriteria. Logisch, want die concrete opdracht is voor hen bekend terrein en het formuleren van beoordelingscriteria niet!
In deze blog leg ik uit waarom het toch verstandig is om eerst de beoordelingscriteria op te stellen en wat daar zoal bij komt kijken.
Wat wilt u toetsen?
Bij een praktijkopdracht moet de kandidaat specifiek gedrag laten zien en/of een concreet product opleveren. Dit gebeurt bij voorkeur in een authentieke of gesimuleerde praktijkcontext. Een praktijkopdracht is een toetsinstrument. Of de toetsfunctie nu selectief, diagnostisch of evaluatief is: in alle gevallen is het wenselijk dat de praktijkopdracht aansluit op de te meten toetstermen.
U start daarom het ontwikkeltraject met het bestuderen (of ontwikkelen) van de toetsmatrijs en de toetstermen.
Criteria formuleren
Vanuit de toetstermen gaat u eerst beoordelingscriteria formuleren.
Probeer per toetsterm minimaal één beoordelingscriterium te formuleren. Doe dit op een stellende wijze, bijvoorbeeld: ‘Er is een opleverdatum vermeld.’ of ‘De kandidaat noemt in zijn begroeting de bedrijfsnaam.’ Hierbij is het belangrijk dat elk criterium slechts één te beoordelen element bevat.
Dus niet:
Beoordelingscriteria |
Voldaan |
|
Ja |
Nee |
|
De inleiding bevat een probleemstelling, minimaal drie deelvragen en informatie over de opbouw van het advies. |
Maar wel:
Beoordelingscriteria |
Voldaan |
|
Ja |
Nee |
|
In de inleiding is een probleemstelling opgenomen. | ||
In de inleiding zijn minimaal drie deelvragen opgenomen. | ||
In de inleiding is informatie over de opbouw van het advies opgenomen. |
Globaal beeld groeit uit tot praktijkopdracht
Natuurlijk moet u bij het formuleren van de beoordelingscriteria al wel een globaal beeld hebben van de vorm en de inhoud van de praktijkopdracht. Maar door eerst uitgebreid stil te staan bij de eisen waaraan de kandidaat moet voldoen, voorkomt u dat u op een later moment de criteria alleen op basis van de al uitgewerkte instructie bepaalt.
Het gevaar is namelijk dat u dan de toetstermen (en dus het doel van de praktijkopdracht) uit het oog verliest! Bij het vooraf bedenken van de beoordelingscriteria ontstaat bovendien vaak al een indeling in (sub)onderdelen, die u kunt laten terugkomen in de praktijkopdracht.
Doordat u stapsgewijs bedenkt wat de kandidaat moet kunnen, krijgt de praktijkopdracht steeds meer vorm.
Achteraf criteria aanvullen
Na het ontwikkelen van de gedetailleerde instructie voor de kandidaat, kunt u de beoordelingscriteria aanvullen.
Bijvoorbeeld met voorbeelden en extra informatie voor de beoordelaars, zoals: ‘De kandidaat heeft ontdekt op welke manier documentfraude is gepleegd (namelijk: het geboortejaar is gewijzigd).’
Maar: met beoordelingscriteria en een opdrachtinstructie voor de kandidaat bent u er natuurlijk nog niet! Denkt u ook aan het bepalen van de cesuur en het ontwikkelen van instructies voor de beoordelaars en andere betrokkenen?
Geschreven door: Martine Bos-Horstink, Teelen Kennismanagement
Meer weten?
Bekijk dan eens de cursus Toetskwaliteit in het Hoger Onderwijs. Met behulp van een praktijkgerichte insteek en best practices van onderwijsinstellingen uit het hoger onderwijs leert u uw toetsen te verbeteren en tegelijk de toetskwaliteit te verhogen.
Één Reactie
Pingback: Blogs en publicaties » Teelen